Ken jij de de geschiedenis van de Nederlandsche Cocaïnefabriek?
Wist je dat Nederland ooit één van de grootste producenten van legale cocaïne ter wereld was? De Nederlandsche Cocaïnefabriek in Amsterdam draaide op volle toeren voor medische doeleinden. Een fascinerend stuk vergeten geschiedenis.
Rond 1860 werd het voor het eerst mogelijk om uit cocabladeren cocaïne te winnen. De plant groeide oorspronkelijk alleen in Zuid-Amerika, vooral in Bolivia en Peru. Nederlandse handelaren zagen al snel het commerciële potentieel van cocaïne als medicijn. In 1878 werden cocastruiken uit Zuid-Amerika geïntroduceerd op de Hortus Botanicus in Buitenzorg (Java). Niet veel later begon men op Java, Sumatra en Madoera met de grootschalige commerciële teelt van cocaplanten. Nederland speelde daarmee een belangrijke rol in de wereldwijde cocaproductie.
De Nederlandsche Cocaïnefabriek (NCF) werd rond 1900 opgericht in Amsterdam. De fabriek produceerde volledig legaal cocaïne voor medisch gebruik. Cocaïne werd toen gezien als een waardevolle stof tegen pijn en vermoeidheid. Ook morfine, novocaïne en heroïne werden in de fabriek geproduceerd.
Morfine is een krachtige pijnstiller afkomstig uit opium, gebruikt bij ernstige pijn zoals na operaties of bij kanker. Verslavend bij langdurig gebruik.
Heroïne is oorspronkelijk ontwikkeld als hoestmiddel en pijnstiller, maar al snel verboden vanwege het extreem verslavende karakter en de euforische werking.
Novocaïne is een lokaal verdovingsmiddel dat vooral werd gebruikt door tandartsen. Minder krachtig dan moderne alternatieven, maar destijds revolutionair.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog groeide de vraag naar cocaïne explosief. De NCF werd één van de grootste producenten wereldwijd en leverde zelfs aan geallieerde legers. In 1917 produceerde de fabriek ongeveer 60.000 kilo cocaïne per jaar. Voor Nederland was dit een winstgevende exportsector.
De Opiumwet van 1919 bepaalde dat cocaïne alleen nog voor medische doeleinden mocht worden geproduceerd. Bedrijven hadden een vergunning nodig van de overheid. De NCF mocht haar werk voortzetten, maar onder strengere regels. De productie van cocaïne nam af door synthetische alternatieven, veranderende medische inzichten en internationale regelgeving. In 1930 speelde de fabriek nog een rol tijdens de Olympische Spelen in Amsterdam, door cocaïne beschikbaar te stellen als prestatieverbeteraar. De NCF werd overgenomen door het bedrijf Zwanenberg Organon uit Apeldoorn. Kort daarna werd de productie deels verplaatst, en de fabriek in Amsterdam sloot uiteindelijk haar deuren. Hiermee kwam een einde aan een opmerkelijk hoofdstuk in de Nederlandse industriegeschiedenis.
Feiten op een rij over de Nederlandsche Cocaïnefabriek (NCF)
- Opgericht, rond 1900 in Amsterdam.
- De fabriek was oorspronkelijk gevestigd op de Eerste Schinkelstraat 30 te Amsterdam. In 1909 verhuisde de fabriek naar de Duivendrechtsekade 67–68 in Amsterdam, vanwege de bezwaren van de brandweer tegen de opslag van licht ontvlambare stoffen in een woonwijk.
- In haar hoogtijdagen rond 1910-1920 was de NCF de grootste legale cocaïneproducent ter wereld. Ruim 80% van de wereldwijde cocaïne-export kwam uit Amsterdam.
- Piekproductie van circa 60.000 kilo cocaïne per jaar rond 1917.
- De cocaïne van de NCF werd veelal geleverd aan grote farmaceutische bedrijven zoals Merck (Duitsland) en Burroughs Wellcome (VK), die het doorverkochten als medicijn.
- Hoofdgrondstof van deze fabriek: cocabladeren uit Nederlands-Indië.
- Cocaïne zat in het begin van de 20e eeuw in tal van producten: van tandpasta tot tonics, en zelfs in originele recepten van Coca-Cola (tot circa 1904).
- Tijdens de Eerste Wereldoorlog gebruikten soldaten cocaïne om alert en actief te blijven aan het front. Het werd als prestatieverhogend middel gezien.
- De Nederlandsche Cocaïnefabriek (NCF) was volledig legaal tot 1919, daarna onder toezicht i.v.m. de Opiumwet.
- De belangrijke klanten van deze fabriek waren met name Europese ziekenhuizen, legers en tandartsen.
- Fabriekssluiting was medio 1962 na overname door het bedrijf Zwanenberg Organon uit Apeldoorn.
Enkele weetjes:
- De Nederlandse Cocaïnefabriek maakte gebruik van een juridisch ‘gat’ in patenten. De Javaanse cocabladeren leverden weliswaar minder cocaïne op dan de Zuid-Amerikaanse variant, maar Duitse chemici ontwikkelden een methode om er toch efficiënt cocaïne uit te halen. Hierdoor kon de fabriek zonder patentproblemen produceren.
- De Nederlandse Cocaïnefabriek bouwde mee aan internationale afspraken over drugscontrole. Het bedrijf was betrokken bij discussies over wereldwijde regulering van verdovende middelen en moest zich voortdurend aanpassen aan nieuwe verdragen, zoals de Geneefse Conventie van 1925 en 1931.
- De kwaliteitseisen voor cocaïne waren streng en internationaal vastgelegd: de NCF produceerde volgens farmacopee specificaties (zoals de Pharmacopoea Germanica), wat betekende dat het product zuiver moest zijn en aan gestandaardiseerde medische normen moest voldoen.
- Er is ook een liefdesroman geschreven over de fabriek, getiteld: “De handelsreiziger van de Nederlandsche Cocaïnefabriek” (door Conny Braam). Het boek vertelt het verhaal van een Engelse oorlogsveteraan die handelsreiziger was van de Nederlandsche Cocaïnefabriek in Amsterdam. Hij leverde cocaïne aan de Engelse troepen tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Met dank aan Erol Erdogan van het Stadsarchief Amsterdam voor de informatie.
Meer weten over georganiseerde ondermijnende criminaliteit?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief en ontvang inhoudelijke kennisberichten over ondermijning. Of bestel het Basisboek Ondermijning.